Verklarende woordenlijst voor het vak vD
afsluitdam in een zeegat | estuary dam | |
baksteen | brick | |
bestek en voorwaarden | tender documents | |
bol | hard point | korte, verdedigde dam haaks op de stroom |
breuksteen | quarry stone | Alle vormen van natuursteen afkomstig uit een groeve |
cattebol | boulder | kei, rolsteen |
derrie | veengrond | |
dijkgraaf | dike reeve | benoemde ambtenaar verantwoordelijk voor dijkonderhoud, legt verantwoording af aan de ingelanden (in het verleden vaak een erebaan) |
dijkhorde | hurdle | Gevlochten scherm van ongeveer 13 staken (ca 2,30 m lang en 0,7 m hoog). Wordt gebruikt om een dijk in noodgevallen te beschermen. |
dijkskop | dike head | |
dijkspecie | dike fill | basismateriaal voor de opbouw van een dijk |
dood tij | neap tide | tweewekelijks voorkomende getijsituatie waarbij het verschil tussen eb- en vloed minimaal is |
doodeman | Dikke bos rijshout waarvan de kern is gevuld met aarde, puin of afgekeurde stukken baksteen. Hij wordt staande gebruikt bij een afsluiting of horizontaal met een groot aantal ander doodemans op kabels gelegd tussen twee schepen waarna de kabels worden gevierd | |
dosering, talud, helling | slope | |
getijamplitude | tidal amplitude | de heft van het getijverschil |
gezette steenglooiing | stone pitching | Glooiong van natuursteen of betonblokken die in een laag ingepast op het talud geplaats zijn |
grondafschuiving | slip | |
hoofd, krib | wingdam (USA), spur | |
inlaagdijk | secondary sea defence | Dijk die achter een bestaande dijk gelegd wordt om bij het optreden van een dijkval inundatie van de achterliggende polder te voorkomen |
inpoldering | reclamation scheme | |
jalon | range pole, ranging rod | rood-witte stok om een te maken werk in het veld uit te zetten |
kade, lage dijk (ca. 1 m hoog) | bund | kade in de betekenis van waterkering, niet als aanlegplaats voor schepen |
kei (volgens NEN5104:blok)- rolsteen [cattebol] | boulder | Steen tussen 20 en 63 dm (kei) of groter dan 63 cm (blok) |
keileem | boulder clay | leem afgezet in de ijstijd, waarin zwerfkeien voorkomen, is zeer erosiebestendig |
kentering | slack water | moment van omkering van de getijstroom |
kistdam | cofferdam | dam met aan beide zijden een harde wand (bijv. een stalen of houten damwand) |
kleikist | clay core | verticale laag klei om een waterkering waterdicht te maken |
kloeteling, kloet | clod | kubusvormige, aan een zijde met dicht gras begroeide spit klei, gestoken van een rijpe schor |
kraagstuk | mattress (shore onnected) | zinkwerk dat zowel de oever als een deel van de bodem beschermt |
krammat | cramp matting | dunne laag van samengebonden rietstengels, met beugels van stro aan de grond vastgehecht |
krib (rivierkrib) | groyne (river groyne) | dwarsdam in een rivier met doel om de stroom te concentreren in het midden van de rivier |
krib, scherm, hoofd | spur (-dike), wingdam (USA) | in getijwateren en rivieren |
kwelder | saltmarsh | intergetijdegebied dat alleen bij springvloed nog onderloopt (term uit het waddengebied, in Zeeland Schorren, in Zuid Holland Gorzen) |
oever | bank | |
onvolkomen overlaat | submerged weir, imperfect weir, submerged overfall | |
overlaat | weir | gedeelte van een waterkering, opzettelijk lager gemaakt om bij hoog water te kunnen overstromen |
overstroming | flooding | Een gebeurtenis waarbij een aanzienlijke hoeveelheid water uit een zee, rivier of meer plaatsen bereikt die normaal gesproken niet onder water staa |
paalworm | naval shipworm | Weekdier dat hout in zout water aantast (teredo navalis) |
prop | bollard | bolder van houten staken op een rijshouten zinkstuk |
regiewerk (uitvoering in..) | day works (construction in..) | Werkzaamheden waarbij geen vaste prijs is afgesproken, maar een tarief per eenheid. |
rijshoutconstructie | fascine | verdedigingswerk gemaakt van rijshout, zoals een zinkstuk, baardwerk, etc. |
rijzendam | osier dam | dam, gemaakt van rijshout, meestal opgebouwd door opzinken van wiepen of zinkstukken. |
slik, schor | tidal flat | opgeslibd gebied, tussen laag en hoog water, intergetijdengebied |
slikken | mud flat | intergetijdegebied bestaand uit fijn materiaal |
sluitgat | closure gap | |
sluitkade | closure bund | kade doot het sluitgat bij geulsluiting |
spier | slightly silty clay | weke vette klei (in Zeeland) met blauw-grijze kleur |
springtij | spring tide | tweewekelijks voorkomende getijsituatie waarbij het verschil tussen eb- en vloed maximaal is |
steenzetting, bekleding | revetment | Bekleding van een oever (met steenachtig materiaal) om erosie ervan door stroming en golven tegen te gaan |
stormopzet | surge | de waterstandsverhoging op zee ten gevolge van de door de storm op de watermassa van de zee uitgeoefende kracht |
stormvloed | storm surge | Extreme verhoging van de waterstand (boven het astronomisch getij) door de wind (hoger dan het peil dat 1x per twee jaar bereikt wordt) |
stortebed, bodembescherming (lett. beschermlap, | Apron | |
stroomgat | flow gap | |
stroomgat sluiting | tidal gully closure, tidal closure | een zeegat sluiten door het sluiten van het strommgat |
talud, helling, dosering | slope | |
tonrondte | camber | iets gebogen vorm van een talud |
tuin, vlechttuin | wattle work | eigenlijk 'vlechttuin', opstaande rij palen op een zinkstuk met daardoorheen gevlochten rijshout, ter voorkoming van het afrollen van ballaststeen |
turf | turf | gedroogd veen, te gebruiken als brandstof |
uiterwaard, winterbed | floodplain | deel van de rivierbedding tussen zomerdijk en bandijk (winterbed)- opm: uiterwaard en floodplain zijn niet echt sysnomiemen. Floodplane is een natuurlijke gebied en een uiterwaard is kunstmatig. |
veen | peat | grond van organische oorspronk, ook wel derrie genaamd |
vingerling | perimeter closure bund | omringdijk om een funderingsput of dijkdoorbraak |
vlechttuin | wattle work | opstaande rij palen op een zinkstuk met daardoorheen gevlochten rijshout, ter voorkoming van het afrollen van ballaststeen |
volkomen overlaat | clear weir, perfect weir, clear overfall | |
volzee | MHW | gemiddeld hoog water |
vooroever | foreshore | In het Engels wordt met Foreshore (vooroever) het gebied tussen hoog- en laag water bedoeld. In het Nederlands betekend Vooroever meestal de onderwateroever. |
wantij | tidal divide, tidal meeting point | plek waar het getij van tweee kanten komt, de waterstand wel varieert, maar de stroomshelheid nul is. |
watersprong | hydraulic jump | |
wiel, kolkgat | scour hole | uitschuringsgat ontstaan door een dijkdoorbraak |
wiep | faggot | bundel van rijshout, met omtrek van ca. 50 cm |
wier, zeewier | seaweed | grote algen (macroalgen) |
winterbed | floodplain | uiterwaard |
zate | wharf | ondergrond waarop een dijk gebouwd wordt, of het terrein wat gebruikt wordt voor de constructie van een zinkstuk |
zeewering | sea defence | |
zettingsvloeiing | flow slide | Zettingsvloeiing is een verschijnsel waarbij por&eump;nwateroverspanningen ontstaan in een losgepakt zandpakket, waardoor het zijn draagvermogen verliest en als drijfzand kan wegstromen |
zettingsvloeiing | liquefaction | het verschijnsel dat een verzadigde zandmassa zich gedraagt als een vloeistof als gevolg van het wegvallen van de korrelspanning |
zikstrop | sink line | lijn bedoeld om een zinkstuk tijdens het afzinken in de juiste positie te houden |
zolderbak | flat deck barge | eenvoudige doosvormige bak, gebruikt als ponton voor diverse werkzaamheden |