Jacob Botke

(1877 - 1939)


(Huizum 15 dec. 1877 - Groningen 21 okt. 1939), bioloog, leraar. Was aanvankelijk onderwijzer, daarna leraar plant- en dierkunde, natuurkunde en aardrijkskunde in Nijmegen, in 1905 te Almelo en in 1907 te Leeuwarden. Studeerde in 1915 af in de plant- en dierkunde en geologie in Groningen en promoveerde aldaar in 1916. Was van 1915 tot aan zijn dood leraar plant- en dierkunde aan verschillende middelbare scholen in de stad Groningen. Zette zich in voor behoud van de Friese taal en pleitte voor de beoefening van de heemkunde. Schreef een aantal boeken in het Fries w.o. FenFryslan'sGroun; geologyskesketsen (1921) en diverse artikelen over het ontstaan van het landschap w.o. De Friesche Kliffen (1919), Het Princehof (1934) en Het Wad (1935).